Europese trekkerfabrikanten die niet meer bestaan

Coyote - Defunct semi-trailer manufacturers -Coyote Logistics

Op onze blog kun je lezen over opleggers: hun geschiedenis, ontwikkeling en verschillende types. Dat is natuurlijk logisch, want ladingen worden op de opleggers geplaatst, en die gaan vervolgens de weg op, op weg naar hun bestemming. Maar dit zou niet mogelijk zijn als er geen trekkers waren, het type vrachtwagen dat gebruikt wordt om de opleggers te trekken.

We zullen zeker in de toekomst nog iets schrijven over de geschiedenis van de trekker. Maar vandaag willen we dit onderwerp vanuit een andere hoek bekijken. We verdiepen ons in trekkerfabrikanten die van de Europese markt verdwenen zijn.

Zelfs mensen die niet dagelijks met weglogistiek bezig zijn, hebben ongetwijfeld wel eens gehoord van merken als DAF, Volvo, Scania, Mercedes-Benz, IVECO of MAN. Dit zijn op dit moment de meest bekende fabrikanten van trekkers en vrachtwagens in Europa en domineren daarmee ook de markt. Maar dat is niet altijd zo geweest. Nog niet zo heel lang geleden waren er nog veel meer bedrijven in Europa die trekkers maakten. Maar vandaag de dag bestaan deze bedrijven niet meer. Welke bedrijven waren dat? En waarom bestaan ze niet meer? In dit artikel vertellen we je over de geschiedenis van een aantal van de meest bekende Europese vrachtwagenmerken die inmiddels van de markt zijn verdwenen.

Trekkerfabrikanten uit het Vk die niet meer actief zijn

Op de Britse eilanden waren vroeger veel fabrikanten van trekkers en vrachtwagens te vinden. We noemen er hier drie.

Foden (opgericht: 1887;opgeheven: 2006)

Foden Trucks werd in 1887 door Edwin Richard Foden opgericht. Het bedrijf produceerde eerst stoommachines en landbouwwerktuigen en tegen het einde van de 19de eeuw begonnen ze vrachtwagens op stoom te produceren. Vroeg in de jaren 1930 kwam het management van Foden, hoewel met tegenzin, tot de conclusie dat de dieselmotor de toekomst van het wegtransport zou worden. In 1931 werd het F1-model gelanceerd: de eerste vrachtwagen in de geschiedenis met een dieselmotor. Het werd een verkoopsucces. Na de Tweede Wereldoorlog produceerde Foden een breed scala aan vrachtwagens en trekkers. Het S21-model onderscheidde zich door een cabine van glasvezel, wat niet alleen het gewicht verminderde, maar ook een extravaganter ontwerp mogelijk maakte.

Begin jaren 1970 brak er een moeilijke periode aan voor het Foden-merk. De Britse markt stortte in en het bedrijf had net enorme bedragen geïnvesteerd in een nieuwe fabriek. Foden werd van een faillissement gered door een overheidscontract voor het leveren van vrachtwagens aan het Britse leger. In 1980 werd het bedrijf onder curatele gesteld en vervolgens overgenomen door het Amerikaanse PACCAR. Vanaf eind jaren 1990 produceerde Foden geen zelfontworpen voertuigen meer, maar alleen nog DAF-modellen (ook een merk in het bezit van PACCAR), die alleen verschilden van de Nederlandse modellen door een ander ontwerp van de voorkant en een logo op de grille. In 2006 besloot de eigenaar van het bedrijf om te stoppen met de productie van vrachtwagens onder het merk Foden.

1967 Foden semi-tractor (Auteur: Charles01, CC BY-SA 3.0, 2.5, 2.0, 1.0, Wikipedia)

ERF (opgericht: 1933;opgeheven: 2007)

De oprichter van ERF was… Edwin Richard Foden, van wiens initialen de naam is afgeleid. ERF werd opgericht in 1933 nadat Edwin Foden en zijn zoon Dennis het bedrijf Foden Trucks verlieten, omdat het management het niet eens was met hun visie dat de dieselmotor de toekomst voor vrachtwagens zou betekenen (het management van Foden veranderde later toch nog van mening, zoals je hierboven hebt kunnen lezen). Het bedrijf hield zich lange tijd vooral bezig met de constructie van chassis en cabines, terwijl onderdelen zoals motoren, versnellingsbakken, en assen werden besteld bij externe aannemers. ERF is nooit een grote fabrikant geweest en bood bovendien de meeste van zijn vrachtwagens en trekkers aan op de binnenlandse Britse markt. De recessie vroeg in de jaren 1980 resulteerde in een aanzienlijke daling van de verkoop, wat het einde betekende voor ERF’s bestaan als onafhankelijke fabrikant.

In de daaropvolgende jaren wisselden de eigenaren van het bedrijf, totdat ERF in 2000 werd overgenomen door het Duitse MAN. Een deel van de productie verhuisde naar München, en de laatste vrachtwagens en trekkers met het ERF-logo waren in feite MAN-ontwerpen. In 2007 besloten de Duitse eigenaren om te stoppen met de productie onder het ERF-merk. Zo kwam het tweede bedrijf dat Edwin Foden had opgericht op precies dezelfde manier als het eerste aan zijn einde: dankzij een zakelijke beslissing van een buitenlandse eigenaar.

1982 ERF B-serie (Auteur: Ultra7, publiek domein, Wikipedia)

Atkinson/Seddon/Seddon Atkinson (opgericht: 1907/1919/1970;opgeheven: 2009)

Seddon Atkinson ontstond in 1970 vanuit een fusie van Atkinson Vehicles en Seddon Diesel Vehicles. Atkinson Vehicles werd opgericht door vijf gebroeders Atkinson, die in 1907 begonnen met het produceren van stoomvoertuigen, waaronder vrachtwagens. In de jaren 1930 stapten ze over op dieselmotoren. Seddon Diesel Vehicles werd in 1919 opgericht door de twee Seddon-broers. Beide bedrijven volgden hetzelfde recept voor stevige en betrouwbare vrachtwagens: het bouwen van solide voertuigen die voldeden aan de markteisen met behulp van onderdelen die werden gekocht van externe fabrikanten.

De twee bedrijven fuseerden in 1970 tot Seddon Atkinson, maar tot 1975 werden er twee afzonderlijke modellenseries aangehouden onder de twee merken. Pas bij de lancering van de 400-serie (met een moderne cabine die was ontworpen door de legendarische Ogle-ontwerpstudio) kwam het productaanbod bij elkaar en werd het aparte Seddon Atkinson-merk gelanceerd. Een jaar eerder was het bedrijf gekocht door de American International Harvester, en in 1984 (toen Seddon Atkinson het niet goed deed op de markt, voornamelijk door de verslechterde kwaliteit) werd het verkocht aan het Spaanse ENASA. Onder deze nieuwe leiding introduceerde Seddon Atkinson een nieuwe serie van Strato-trekkers. In 1991 werd ENASA, samen met Seddon Atkinson, gekocht door IVECO. De laatste modellen van het merk waren gebaseerd op de voertuigen van de Italiaanse eigenaar, en de productie werd verplaatst naar Spanje. Toen bleek dat Seddon Atkinson minder dan 300 vrachwagens per jaar verkocht in Groot-Brittannië, besloot het IVECO-bestuur om het merk te liquideren, wat in 2009 gebeurde.

1975 Seddon Atkinson 400 (Auteur: Pimlico Badger, CC BY-SA 2.0, Wikipedia)

Trekkerfabrikanten uit Duitsland die niet meer actief zijn

Büssing (opgericht: 1903;opgeheven: 1971)

Büssing werd in 1903 opgericht in de Duitse stad Braunschweig door Heinrich Büssing. De allereerste vrachtwagen onder het merk Büssing – een model met een tweecilinder benzinemotor en een wormwiel – was meteen een verkoopsucces. In de jaren 1920 en 1930 verkocht het bedrijf een breed assortiment aan vrachtwagens, bussen (dubbeldekkers waren populair in het vooroorlogse Berlijn) en trolleybussen. Na de Tweede Wereldoorlog ging het bedrijf zich weer richten op civiele productie. Büssing specialiseerde zich in de productie van vrachtwagens en trekkers (het populairste model was de Commodore) met dieselmotoren onder de vloer, waarbij de zuiger verticaal op en neer beweegt en de krukas onder de cilinder zit.

In 1969 werd Büssing overgenomen door MAN, waarmee het bedrijf al eerder nauw had samengewerkt. Het merk verdween twee jaar later van de markt en werd volledig vervangen door modellen met het MAN-logo. Alleen de leeuw van Braunschweig, het symbool van de stad dat Heinrich Büssing als handelsmerk voor zijn merk had aangenomen, herinnert ons er nog aan dat deze vrachtwagenfabrikant ooit bestond. Dat komt doordat MAN de leeuw in het logo behouden heeft.

1971 Büssing BS 20 (Auteur: Norbert Schnitzler, CC BY-SA 3.0, Wikipedia)

Hanomag/Henschel/Hanomag-Henschel (opgericht: 1810/1871/1969;opgeheven: 1974)

De Hannoversche Maschinenbau AG, zoals Hanomag officieel heet, werd opgericht in 1871. Het bedrijf specialiseerde zich eerst in de productie van stoomlocomotieven, vervolgens in landbouwtrekkers en daarna zelfs in personenauto’s. Tijdens de Tweede Wereldoorlog produceerde de fabriek militaire voertuigen. De productie van vrachtwagens begon in de jaren 1950 met de lichte vrachtwagen L28 (laadcapaciteit van 1,5 ton). Rond die tijd werd Hanomag overgenomen door het Rheinstahl-concern.

In 1964 kocht Rheinstahl de Henschel Werke-fabriek, die al sinds 1810 actief was. Henschel was ook gespecialiseerd in machineproductie: ze maakten locomotieven, bussen, constructiemachines, tanks en zelf vliegtuigen. Al sinds 1920 waren er vrachtwagens van het merk Henschel op de markt. Na de Tweede Wereldoorlog richtte Henschel zich op de productie van vrachtwagens (HS-serie) en bussen. Vooral de modellen die in 1961 geïntroduceerd werden, ontwikkeld in samenwerking met het Franse Saviem, waren revolutionair. Ze onderscheidden zich met hun moderne cabines (H- en F-serie).

In 1969 nam Daimler-Benz Hanomag en Henschel van Rheinstahl over: het bedrijf Hanomag-Henschel Farzeugwerke werd opgericht, en de vrachtwagens werden onder één merknaam verkocht: Hanomag-Henschel. Dit duurde tot 1974, toen Daimler-Benz besloot het merk te liquideren.

1967 Henschel HS 16 TS (Auteur: Norbert Schnitzler, CC BY-SA 3.0, Wikipedia)

Trekkerfabrikanten uit Frankrijk die niet meer actief zijn

Berliet (opgericht: 1899;opgeheven: 1978)

Dit Franse merk werd opgericht door Marius Berliet en kan zich beroemen op een geschiedenis die teruggaat tot 1899. Tijdens zijn bestaan produceerde Berliet personenauto’s, bussen en vrachtwagens. Een van de meest bekende vrachtwagens van dit merk was het CBA-model, dat het Franse leger gebruikte om de troepen te bevoorraden tijdens de Slag om Verdun. De productie van dit model begon in 1914 en duurde tot 1932.

De eerste dieselvrachtwagen van Berliet verscheen een jaar eerder. In de jaren 1920 en 1930 bood het merk met wisselend succes een reek personenauto’s en vrachtwagens aan. Na de Tweede Wereldoorlog richtte Berliet zich alleen nog op de productie van vrachtwagens en bussen. In 1957 toonde Berliet het T100-model;op dat moment de grootste vrachtwagen ter wereld, met een 6X6 aandrijving en een V12 motor met 700 pk.

Ondanks de populariteit van, onder andere, de vrachtwagens van de GLR-lijn, eindigde Berliet tien jaar later als onafhankelijk merk– het bedrijf werd overgenomen door Citroën. Twee jaar eerder, in 1965, toonde Berliet nog het revolutionaire Stradair-model (laadcapaciteit 5 ton, ook beschikbaar als trekker). De ontwerpers wilden de chauffeur tijdens het rijden zoveel mogelijk comfort bieden (in vergelijking met de beroemde Citroen DS). De Stradair had een vlakke cabinevloer, de motor was voor de vooras geplaatst en de vering was gedeeltelijk gebaseerd op airbags. Voor de chauffeur voelde het alsof hij in een personenauto zat. Helaas maakte de verlengde motorkap het moeilijk om door smalle stadstraatjes te manoeuvreren, was de prijs te hoog en bleek de ophanging onbetrouwbaar. Er werden maar 3.000 stuks van de Stradair geproduceerd. In 1974, na de oliecrisis, besloot fabrikant Michelin, de eigenaar van Citroen, om het merk te verkopen aan Peugeot. Dit betekende dat ook Berliet te koop stond. Uiteindelijk werd het overgenomen door Renault. Vanaf 1978 bestond Berliet niet meer als zelfstandig merk.

Berliet Stradair (Auteur: Route1966, CC BY-SA 3.0, Wikipedia)

Saviem (opgericht: 1955;opgeheven: 1978)

Het merk Saviem, wat staat voor Société Anonyme de Véhicules Industriels et d’Équipements Mécaniques, werd in 1955 opgericht door Renault. Na de Tweede Wereldoorlog besloot Renault zich terug te trekken uit de vrachtwagenmarkt, maar de economische bloeiperiode in de jaren 1950 in Frankrijk zette het bedrijf ertoe aan om opnieuw toe te treden op deze markt. Renault nam twee concurrerende bedrijven over (Somua en Latil) en zo ontstond Saviem. In de jaren 1950 en 1960 bood Saviem een breed scala aan middelzware en zware vrachtwagens, trekkers en varianten die ontwikkeld werden voor het leger. Vooral het model Super Gallion was populair en had een laadcapaciteit van 6 ton. Aan het einde van de jaren 1970 wilde de Franse regering de productie van commerciële voertuigen in het land centraliseren. Met dit doel in gedachten nam Renault, een staatsbedrijf, Berliet over en fuseerde het met Saviem. Zo ontstond Renault Vehicules Industriels, en de merken Berliet en Saviem hielden op te bestaan. De modellen werden nog wel verkocht, maar nu met het Renault-logo op de grille.

1963 Saviem JL20 (Auteur: EOW, CC BY-SA 4.0, Wikipedia)

Trekkerfabrikanten uit Spanje die niet meer actief zijn

Pegaso (opgericht: 1946;opgeheven: 1994)

Pegaso is een verhaal over vrachtwagens en… sportauto’s. Pegaso was het merk van het staatsconcern ENASA, dat in het Francoïstische Spanjeverantwoordelijk was voor de productie van vrachtwagens, bussen en militaire voertuigen. De belangrijkste ingenieur was de legendarische Wilfredo Ricart. Hoewel het merk Pegaso voornamelijk commerciële voertuigen produceerde, die een symbool waren van het Spaanse ‘economische’ wonder van de jaren 1950 en 1960 (waaronder de trekkers uit de 2011-serie, het vlaggenschip van het merk), is het nu vooral bekend vanwege het model Z-102 – een sportwagen.

In de jaren 1951-1958 werden er circa 100 exemplaren van geproduceerd, en tijdens de productieperiode was het een een tijdje de snelste auto ter wereld (de maximumsnelheid was 243 km/u). ENASA introduceerde het Z-102-model, dat alleen te betalen was voor miljonairs en filmsterren, enkel om het imago van het bedrijf een boost te geven.

Toen begin jaren 1970 de markt instortte, werd 35% van de aandelen van Pegaso verkocht aan American International Harvester. Het begin van de jaren 1980 zag de overname van het Britse Seddon Atkinson door ENASA en de laatste poging om een plekje op de Europese vrachtwagenmarkt te veroveren. In 1986 maakte de Troner zijn debuut (zijn cabine, dezelfde als die van de DAF 95, was ontworpen door de legendarische Giorgietto Giugiaro) – het bleek de laatste Pegaso te zijn die de Spanjaarden zelf produceerden. De concurrentie op de markt was zo sterk dat het merk Pegaso hun superioriteit moest erkennen. In 1991 werd het bedrijf overgenomen door het Italiaanse IVECO en nog tot 1994 werden de voertuigen van het merk in Spanje verkocht als IVECO-Pegaso (tegen die tijd waren de meeste modellen Italiaanse ontwerpen);daarna hield het merk Pegaso op te bestaan.

Pegaso Troner (Auteur: Buron444, publiek domein, Wikipedia)

Dit zijn lang niet alle Europese vrachtwagenproducenten die al geschiedenis hebben geschreven. Maar hun lot heeft een gemeenschappelijke noemer: een nederlaag in de marktstrijd met grotere concurrenten, met meer financiële middelen en betere technologie, of een overname door deze concurrenten.

Maar op dit moment lijken we getuige te zijn van een tegenovergestelde trend. In Europa beginnen compleet nieuwe vrachtwagenmerken op te komen. Volta uit Zweden, Terberg uit Nederland, Quantron uit Duitsland en Tevva uit Groot-Brittannië: dit zijn de voorbodes van de ‘zero-emissie’ revolutie in het wegtransport, die naar verwachting in de komende jaren zal plaatsvinden dankzij de komst van elektrische en waterstofaangedreven vrachtwagens. Betekent dit dat een van de fabrikanten die momenteel de markt domineren zal verdwijnen (ook al werken de grootste spelers zelf ook aan zero-emissie modellen)? Zoals gewoonlijk zal de tijd het leren.

 

Wil je je ladingen met ons verzenden?